Binnenstedelijke gebiedsontwikkeling kent een hoop uitdagingen. Er moeten veel woningen bij gebouwd worden, die betaalbaar moeten blijven. Tegelijkertijd moeten de openbare ruimtes leefbaar blijven en van hoge kwaliteit zijn. Daarnaast hebben we te maken met klimaatverandering en is adaptatie noodzakelijk: waterbeheersing, minder beton en meer bomen tegen hittestress, meer biodiversiteit. Maar is er wel ruimte voor klimaatadaptatie in binnenstedelijke gebiedsontwikkeling? Edwin Greuter, gebiedsontwikkelaar bij AM, onderzocht het in zijn Master City Developer-scriptie.
Klimaatadaptief ontwikkelen gaat de vinkjes voorbij
Dat klimaatadaptief ontwikkelen noodzakelijk is, dat is ondertussen wel duidelijk. Edwin: “We komen uit een tijd waarin alles technisch maakbaar was. Daar zit een eindigheid aan. De bodem daalt en de zeespiegel stijgt. Hoe meer we water wegpompen, hoe meer de bodem inklinkt. Bij gebiedsontwikkeling moeten we meer met de natuur meedenken.”
Vonken in plaats van vinken
Het is een van de vele opgaven die gebiedsontwikkelaars voor hun kiezen krijgen. Edwin: “Door de verdichting in de steden komt het maaiveld onder druk te staan. We willen de steden en dus de openbare ruimten leefbaar houden. Er moeten voldoende voorzieningen zijn, voldoende groen, voldoende parkeerruimte en een goede infrastructuur. Daarnaast moet het water beheerst worden, de hittestress tegengegaan en de woningen moeten betaalbaar blijven. Als je alles naast elkaar legt, dan is het lastig passend te maken.” Toch blijkt uit Edwins onderzoek dat er mogelijkheden zijn: “We moeten kijken naar maatregelen die meerdere belangen dienen. Een simpel voorbeeld: een grasveld is groen, maar het biedt geen schaduw. Bomen verkoelen, bieden schaduw, nemen water op, zijn goed voor de biodiversiteit en ze dragen bij aan de leefbaarheid.” Daarbij is het belangrijk om buiten de hokjes te kijken, zegt hij: “We zijn een land van regels en vinkjes, maar we vonken niet meer. Als gebiedsontwikkelaar willen we verder kijken dan het precieze gebied dat we ontwikkelen. Dat gebied maakt deel uit van een stad. Wat betekent het gebied in die context? We zoomen dus in én uit om te komen tot de juiste adaptieve maatregelen.”
We willen de steden en dus de openbare ruimten leefbaar houden.
De natuur de stad in laten komen
Ook in de samenwerkingen die nodig zijn bij gebiedsontwikkeling is zo’n open blik noodzakelijk. Edwin: “Het is logisch dat mensen met hun eigen expertise bezig zijn, maar het is zonde als verkokering integrale gebiedsontwikkelingen in de weg staat. Bij een gemeente kijkt de afdeling mobiliteit bijvoorbeeld naar parkeernormen, de afdeling welstand kijkt of een nieuw gebouw wel in het plaatje past en dat is goed en de energie adviseur kijkt naar de duurzaamheidsmaatregelen. AM heeft de mooie taak om die verschillende thema’s met elkaar te verbinden.” Een mooi voorbeeld hiervan zijn de publiek-private samenwerkingen die AM heeft met gemeentes. “We zitten dan met alle partijen op een gelijkwaardige manier aan tafel en komen op die manier tot een integraal plan. In zo’n samenwerking kunnen zowel AM als de gemeente alles beter in samenhang beschouwen en de dialoog aangaan over de schaalniveaus heen. Het creëert meer wederzijds begrip. Door vanaf het begin af samen te praten over waarom bijvoorbeeld urban rewilding een goed plan is, krijg je mensen mee.” Urban rewilding past AM bijvoorbeeld toe bij het project WärtZ in de spoorzone van Zwolle. Het houdt in dat je de natuur, binnen bepaalde kaders laat verwilderen in de stad. “Het vraagt om een ander soort beheer door de gemeente, dan wanneer je perkjes aanlegt. Aan de ene kant is het onderhoudsarmer, aan de andere kant moet je opletten dat je geen invasieve plantensoorten in je gebied krijgt. Samen kom je tot de juiste afweging.”
Meenemen in onze drijfveren
Dit soort plannen vragen iets van gemeentes en betrokken partijen. AM doet graag de moeite om mensen te enthousiasmeren. Edwin: “Onze samenwerkingspartners hebben het ontzettend druk en zijn onderbemand. Alles wat anders is dan standaard, levert ze extra werk op. We horen dus vaak eerst dat iets niet kan. Maar bij AM zijn we gepassioneerd over gebiedsontwikkeling. Wij willen onze samenwerkingspartners meenemen in ons enthousiasme en ze de nut en noodzaak laten inzien. Soms betekent dit dat we zelf uitzoeken dat er een groenfonds is binnen een gemeente waar aanspraak op gedaan kan worden. Ook geven we lezingen, want we hebben onze eigen specialisten op het gebied van klimaat, duurzaamheid en sociale impact. Maar het belangrijkste is die gelijkwaardige verbinding zoals we die hebben in onze publiek-private samenwerkingen. We zien dat onze partners op die manier meegenomen worden in onze drijfveren en ook meedenken in wat er mogelijk is. Dat zorgt naast betere oplossingen ook voor heel veel positieve energie!”
Kansen pakken
Als voorbeeld noemt Edwin het Bajeskwartier in Amsterdam. “Ik hoef niet alleen na te denken over klimaatadaptatie. We zijn daar met een team van zo’n 20 mensen. Die denken allemaal in meer of mindere mate mee over deze opgave. We zetten geen vinkjes, maar we zijn vanuit authenticiteit, bewust met het thema bezig. In het Bajeskwartier bouwen we al klimaatadaptief en natuurinclusief. Dat doen we onder andere door de aanleg van meer dan vijfenzestig openbare tuinen, groene- en infiltratiedaken en energieneutraliteit op gebiedsniveau. Daarnaast zagen we ook een kans net buiten het gebied. Een spoortalud dat we kunnen beplanten om zo de biodiversiteit te vergroten. Ontzettend tof dat de gemeente mee ging in ons enthousiasme en mee wilde werken om de hoofdgroenstructuur te herstellen. Elk gebied is anders en heeft weer andere mogelijkheden.”
Klimaatadaptief bouwen vraagt om flexibel beleid, adaptief ontwerp en een lenig beheerregime.
Flexibel beleid, ontwerp en management
Het draait dus vooral om een flexibele manier van denken en werken bij zowel gebiedsontwikkelaar als alle betrokken partners, concludeert Edwin: “Klimaatadaptief bouwen vraagt om flexibel beleid, adaptief ontwerp en een lenig beheerregime. Je richt een gebied zo in, dat er flexibiliteit is om het te veranderen. We moeten accepteren dat we niet precies weten wat de opgaven van de toekomst zijn. Wijs bijvoorbeeld plekken aan met een bepaalde openbare functie zoals een park bijvoorbeeld, maar richt het zo in dat er op termijn iets anders kan komen. Edwin sluit zich aan bij hoe landschapsarchitect Rob Holmes kijkt naar de hedendaagse opgaven: “Hij pleit er in zijn werk ‘The problem with solutions’ voor om niet in oplossingen te denken, maar kaders te schetsen waarbinnen oplossingen, kunnen ontstaan. Hij ziet dat het controleren van natuur en biodiversiteit indruist tegen de essentie van de natuur zelf. Dus moet je de natuur op sommige plekken wat meer ruimte bieden.” Het eerder genoemde urban rewilding is daar een mooi voorbeeld van: “Aan de randen van het project Wärtz in Zwolle laten we de natuur haar gang gaan, die zones zijn een mekka voor flora en fauna. Die principes houden we ook vast op de plekken waar meer mensen komen in het hart van het plan, maar daar zijn de kaders uiteraard wat strakker.”
Door het combineren van flexibiliteit, een open visie, het zoeken van verbinding in thema’s en samenwerkingen en het werken vanuit intrinsieke optimistische drive, heeft AM duidelijk geen vinkjes nodig om gebieden klimaatadaptief te ontwikkelen.